Oorsprong |
Westkust Noord-Amerika, recente aanplant in Europa |
bulkdichtheid |
0,5 g / cm³ |
duurzaamheidsklasse |
3-4 |
radiale krimp |
0,4% |
Tangentiële krimp |
1,2% |
hout kleur |
roze tot lichtgeel |
houtstructuur |
Naaldhout met rechte nerf |
Gebruik |
Deur- en raamconstructie, terrashout |
De Douglas-spar (Pseudotsuga menziesii), ook bekend als Oregon-den, rode spar of gele spar, is een van de belangrijkste boomsoorten in Noord-Amerika voor de productie van timmerhout. Vanwege de uitstekende groei-eigenschappen werd de Douglas-spar aan het einde van de 19e eeuw ook in Duitsland aangeplant en heeft tegenwoordig een bosareaal van ongeveer 1,7%. Buiten het natuurlijke verspreidingsgebied hebben gekweekte Douglas-sparren vaak een hoog aandeel jong hout met brede jaarringen en veel knopen, wat hun houteigenschappen aanzienlijk beïnvloedt in vergelijking met fijnkorrelig hout uit Noord-Amerika. Douglas-sparren maken deel uit van de dennenfamilie en zijn vernoemd naar de Schotse botanicus David Douglas, die ze in 1827 in Europa introduceerde. In Duitsland is de Douglasspar met ruim 60 meter de hoogste boom.
Het spinthout varieert van wit tot geelachtig grijs, terwijl de kern vers lichtbruin tot roodbruin is. De jaarringen variëren in breedte afhankelijk van hun herkomst, wat de verwerkbaarheid beïnvloedt. Smalgeringd hout is gemakkelijk te bewerken, terwijl bredere jaarringen en takken de kans op splijten vergroten. Douglas-spar heeft een goede hechtbaarheid en oppervlaktebehandeling, maar een slechte doorweekbaarheid van kernhout. Het is geschikt voor toepassingen binnen en buiten, maar de verspreiding ervan is problematisch omdat het natuurlijke plantengemeenschappen kan verdringen. Aanbevelingen voor actie leggen de nadruk op beperkte beplanting en gezamenlijke teelt met inheemse bomen, vooral Europese beuk, om de biodiversiteit te beschermen. Omdat Douglas-sparren minder last hebben van de gevolgen van klimaatverandering dan veel andere bomen, zal hun aandeel in de Europese bossen naar verwachting toenemen.